Deze indicatoren gaan over de zorg voor, tijdens en na de operatie en over de controles na het ontslag uit het ziekenhuis. Het doel is de veiligheid van het opereren te bevorderen. Aan een operatie zijn altijd risico’s verbonden. Reden om het operatief proces zo te verbeteren dat de risico’s zo laag mogelijk zijn. De indicatoren die onder dit hoofdstuk vallen hebben vaak ook te maken met indicatoren uit andere hoofdstukken.
Iemand met een gebroken heup moet geopereerd worden, maar een botbreuk is ook een reden voor spoed en valt dus ook onder het hoofdstuk 'spoedproces'. Een heup is onderdeel van het bewegingsapparaat en valt dus ook onder dat hoofdstuk.
De uitkomst van het operatieve traject voor darmkanker is bijvoorbeeld te vinden in het onderdeel ‘oncologie’.
Wat zijn de indicatoren?
Voor het operatief proces zijn verschillende soorten indicatoren gedefinieerd. Verreweg de meeste indicatoren richten zich óf op de uitkomst van het operatief proces óf op de beschikbaarheid van gegevens zodat zorgverleners zelf de uitkomst van de door hun gegeven zorg kunnen beoordelen.
De indicator ‘antibioticaprofylaxe’ richt zich op de zorg vooráfgaand aan de operatie. Het gaat om het op tijd toedienen van antibiotica voorafgaand aan de operatie. Deze indicator heeft te maken met het medicatieproces en infectieziekten. Tijdens een operatie kan een patiënt een infectie oplopen. De antibiotica worden gegeven om het risico op een infectie te verlagen. Daarnaast is het toedienen van antibiotica (zoals al het toedienen van medicatie) een risicovolle handeling. Het is belangrijk dat het medicatieproces binnen het ziekenhuis goed is ingericht. Dat moet ervoor zorgen dat de antibiotica op de juiste en op veilige wijze worden voorgeschreven, klaargemaakt en toegediend.
De indicatoren over traumatologische en orthopedische chirurgie hebben te maken met het spoedproces en de zorg voor kwetsbare patiënten.
Voor de uitkomst van de operatieve zorg zijn de volgende indicatoren van belang:
- heroperaties na heupfractuur
- controles op de polikliniek na oogheelkundige chirurgie
Controles op de polikliniek na de operatie zijn belangrijk om te bepalen of de ingreep juist is uitgevoerd, het beoogde resultaat is bereikt en om tijdig infecties te herkennen.
Een ander type indicatoren gaat over het aanleveren van gegevens bij landelijke registraties, zoals de kwaliteitsregistraties voor orthopedie, neurochirurgie en borstimplantaties. Het gaat er dan vooral om dat zorgverleners zelf over deze gegevens kunnen beschikken om te leren en te verbeteren. Het zichtbaar maken van deelname aan de landelijke registraties kan helpen bij het ondersteunen van zorgprofessionals bij het vragen van middelen.
Waar kunt u als patiënt op letten?
- Het is belangrijk dat de operatie goed is voorbereid. Ook is het belangrijk dat de zorgverleners over de juiste informatie beschikken. Als patiënt kunt u de zorgaanbieder zo goed mogelijk informeren, bijvoorbeeld door de juiste informatie over uw medicijnen en eventuele allergieën bij u te hebben.
- Het is belangrijke voor uw zorgverlener dat bekend is welke medicijnen u gebruikt, bijvoorbeeld of u bloedverdunners gebruikt die (soms) voor een operatie tijdelijk gestopt moeten worden.
- Ook is het belangrijk voor uw zorgverlener dat bekend is waar u als patiënt overgevoelig of allergisch voor bent. Zo kunnen zorgverleners daar rekening mee houden bij het geven van antibiotica en het gebruik van pleisters of andere materialen.
- Tijdens de voorbereiding tot vlak voor de operatie wordt verschillende keren naar de naam, geboortedatum en operatiezijde (bijvoorbeeld links of rechts, maar ook bijvoorbeeld welke vinger) gevraagd. Dit is belangrijk om bijvoorbeeld verwisselingen te voorkomen.
- Bij uw ontslag is het belangrijk dat u op de hoogte wordt gebracht door uw zorgverlener over de gemaakte afspraken. Bijvoorbeeld; heeft uw zorgverlener afspraken met u gemaakt over een controle afspraak na de operatie? En heeft uw zorgverlener duidelijk met u doorgesproken wanneer u contact op moet nemen als er problemen optreden na de operatie? Als er onduidelijkheden zijn over uw ontslag na de operatie kunt u contact opnemen met uw zorgverlener.
1.2 Peroperatief
1.2.1 Tijdige peroperatieve antibioticaprofylaxe
Peroperatieve antibioticumprofylaxe wil zeggen dat voor een operatie een antibioticum wordt toegediend. Het doel is om wondinfecties te voorkomen na de operatie (postoperatieve wondinfecties of POWI). Deze indicatoren meten of de antibioticumprofylaxe wordt gegeven en of dit op tijd gebeurt.
Een POWI kan vervelende gevolgen hebben voor de patiënt. Het ziekteproces en herstel kan langer en ernstiger verlopen. Daardoor kan het verblijf in de zorginstelling langer duren. Patiënten kunnen zelfs aan de gevolgen van een POWI overlijden.
Bij het uitvoeren van een operatie is er altijd een kans op een POWI. De kans op een POWI wordt beïnvloed door een aantal factoren:
- De aard van de ingreep
Bij een darmoperatie is de kans groter dat een POWI ontstaat omdat in de darmen bacteriën aanwezig zijn die dit kunnen veroorzaken. Bij operaties waarbij een implantaat (bijvoorbeeld een heup- of knieprothese) wordt ingebracht, is ook een vergroot risico van een POWI, omdat het implantaat het moeilijker maakt voor het lichaam om een infectie te bestrijden. - De gezondheid van de patiënt
Bij oudere patiënten of patiënten die één of meerdere chronische aandoeningen hebben is de kans dat een POWI ontstaat na een operatieve ingreep groter dan bij patiënten die een goede gezondheid hebben en dus een betere afweer. - De tijdsduur van de operatie
Hoe langer de operatie duurt hoe groter de kans op een POWI na de ingreep.
Bij bepaalde ingrepen wordt voorafgaand aan de operatie antibiotica toegediend. Dit vermindert het risico op een POWI na een operatie. Bij het bepalen welke ingrepen dit zijn, is rekening gehouden met de bovenstaande factoren. Bij 5 groepen ingrepen is gekeken naar de betrouwbaarheid van het geven van profylaxe (is de profylaxe daadwerkelijk gegeven). De 5 operaties die hier van op toepassing zijn, zijn: cardiochirurgie (geïsoleerde coronaire bypass operatie), colonresectie, reconstructie van de aorta en van bloedvaten in de buik, totale heupoperatie en totale knieoperatie. Daarnaast is antibiotica tussen de 15 en 60 minuten voor de start van de operatie het meest effectief om het risico op POWI’s te verminderen. Dat is gebleken uit onderzoek.
De eerste indicator vraagt bij welk percentage van de betreffende operaties antibiotica voorafgaand aan de operatie is toegediend. De tweede indicator vraagt bij welk percentage van deze operaties de antibiotica op tijd is gegeven.
Het doel van deze indicatoren is om het gebruik van antibiotica rondom een operatie te optimaliseren en om het aantal POWI’s te verminderen.
Hoe hebben de ziekenhuizen het in 2018 gedaan?
Ziekenhuizen hebben een constante verbetering laten zien in de jaren waarin de indicator wordt uitgevraagd. In 2013 deed 96,6% aan peroperatieve antibioticumprofylaxe en deed 89,9% dat op tijd. In 2018 waren die percentages respectievelijk 98,1% (2017: 96,8%) en 95% (2017: 94,8%).
Daarmee hebben de ziekenhuizen de tijdige peroperatieve antibioticumprofylaxe op orde en is er geen verdere verbetering te verwachten. Ook bij landelijk gezien goede resultaten kunnen er individuele ziekenhuizen achterblijven. Zo had in 2017 het ziekenhuis met de laagste percentages maar 45% van de profylaxe op orde, dit jaar is de ondergrens 76,3% en dat is een aanzienlijke verbetering. Door deze resultaten, is dit de laatste keer dat deze indicator is uitgevraagd.
Zorginstellingen moeten de kwaliteit rondom operaties en infecties wel bewaken. Dat kunnen ze doen met deelname aan PREZIES, een samenwerkingsverband waarbij zij spiegelinformatie krijgen over hun eigen resultaten. Hiermee kunnen zorginstellingen de kwaliteit van zorg evalueren en wanneer nodig verbeteren.
Hoe hebben particuliere klinieken die een deel van deze zorg leveren het gedaan?
19 klinieken hebben knie- en/of heupprothesen geplaatst (2 van de 5 indicator ingrepen). Van deze 19 klinieken waren bij vijf klinieken de gegevens niet juist, waardoor deze niet zijn meegenomen in onderstaande cijfers.
De 14 klinieken, waarvan het percentage tijdig toegediende peroperatieve antibioticaprofylaxe in het verslagjaar bekend was, plaatsten in totaal 7.199 knie-/ heupprothesen. Hierbij was er een groot verschil was tussen de aantallen prothesen die deze klinieken plaatsten (dat varieerde van 6 tot 1.237 prothesen per kliniek). Bij vrijwel al deze operaties (99,9%) werd antibioticaprofylaxe gegeven. Bij de operaties waarbij antibioticaprofylaxe werd gegeven, gebeurde dit in 99% van de operaties op tijd. Deze uitkomsten zijn vergelijkbaar met vorig jaar.
Waar is de indicator op gebaseerd?
De indicator is gebaseerd op:
- de richtlijn Peri-operatieve profylaxe van de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB);
- de richtlijn Het peroperatief traject van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) en de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH).
In de richtlijn van de SWAB is opgenomen bij welke operaties peroperatief antibiotica gegeven moet worden. In de richtlijn ‘Het peroperatief traject’ staat beschreven op welk tijdstip de antibiotica toegediend moet worden en wie daarvoor verantwoordelijk is.
Waar letten wij als inspectie extra op?
Wij kijken of de percentages van de zorginstellingen afwijken van het landelijk gemiddelde percentage. Zorginstellingen hebben de mogelijkheid een toelichting te schrijven bij de gegevens die zij aanleveren. De inspectie beoordeelt of deze toelichting voldoende verklaring geeft voor afwijkende percentages.
De uitkomsten kunnen ook aanleiding geven voor een bezoek aan de instelling. Bij dit bezoek kunnen we zelf een inspectie-onderzoek uitvoeren of een toelichting vragen aan de bestuurder.Wij willen dan vooral weten wat de instelling heeft gedaan met de afwijkende percentages. Bijvoorbeeld: heeft de instelling de uitkomsten geanalyseerd? Heeft de instelling een audit op het proces uitgevoerd? Heeft de instelling verbetermaatregelen op het proces ingevoerd? Daarnaast willen we weten wat het percentage POWI was om te beoordelen of de instelling inzicht heeft in de kwaliteit van zorg.
1.4 Traumatologische en orthopedische chirurgie
1.4.1 Heroperaties bij een gebroken heup
De indicator Heroperaties bij een heupfractuur zegt iets over de kwaliteit van zorg aan patiënten met een gebroken heup. De indicator is onderverdeeld in heroperaties na verschillende ingrepen:
- Een pen aanbrengen in de heup (interne fixatie).
- Een heupimplantaat plaatsen (endoprothese).
- Een breuk in de verdikking van het heupgewricht herstellen (pertrochantere fractuur).
Het doel van de indicator is bevorderen van de kwaliteit van ingrepen na een gebroken heup.
Hoe hebben de ziekenhuizen het in 2018 gedaan?
Dit is een indicator waarbij de verschillen tussen individuele ziekenhuizen belangrijk zijn. Meerdere ziekenhuizen laten in hun toelichtingen zien welke maatregelen ze genomen hebben, bijvoorbeeld door eerder in te grijpen bij het optreden van klachten. Technisch gesproken verbetert de uitslag dan niet, want ook een beperkte operatie zoals bijvoorbeeld het spoelen van ontstoken wondgebied met antibiotica is nog steeds een heroperatie. Maar de belasting voor de patiënt is dan wel veel lager. Het delen van dit soort resultaten kan ook bijdragen aan verbetering.
Waar is de indicator op gebaseerd?
De indicator is gebaseerd op de richtlijn Proximale femurfracturen van de Nederlandse Vereniging van Heelkunde (NVvH) en de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV). Heroperaties worden in deze richtlijn gebruikt als meetlat voor het beoordelen van zorg.
Waar letten wij als inspectie extra op?
Patiënten met een gebroken heup zijn vaak kwetsbare patiënten. Deze patiënten hebben vaak meerdere medische problemen. Hierdoor hebben patiënten met een gebroken heup een verhoogd risico om binnen een jaar te overlijden. We willen dit risico zo klein mogelijk houden. Daarom is het belangrijk dat de kwaliteit van zorg voor deze patiënten optimaal is. De inspectie vindt het belangrijk dat ziekenhuizen de kwaliteit van de geleverde zorg aan patiënten met een gebroken heup goed monitoren. Onvoldoende inzicht in de eigen resultaten vergroot de kans dat kwalitatief mindere zorg langer blijft bestaan dan noodzakelijk. Een goede samenwerking tussen orthopeden en traumachirurgen die beiden deze ingrepen uitvoeren, draagt ook bij aan een goed resultaat.
1.4.2 Certificering voor orthopedisch chirurg-traumatoloog
De indicator ‘Certificering voor orthopedisch chirurg-traumatoloog’ zegt iets over de mate waarin de medisch specialisten zijn geschoold. Het doel van de indicator is stimulering van certificering van orthopeden in de traumatologie. Traumatologie gaat over verwondingen die door ongevallen of geweld zijn veroorzaakt. Patiënten met verwondingen aan het bewegingsapparaat kunnen worden geopereerd door traumachirurgen (chirurgen die (vrijwel uitsluitend) ongevallen behandelen) en door orthopedisch chirurgen met een certificaat voor traumachirurgie.
Hoe hebben de ziekenhuizen het in 2018 gedaan?
Alle orthopedisch chirurgen werkzaam in de traumatologie waren gecertificeerd (register orthopedisch chirurg, gecertificeerd in traumatologie van de NOV). De indicator is in 2018 voor het laatst uitgevraagd. De certificering wordt verder ontwikkeld en vanaf 1 januari 2020 geldt een nieuwe, gezamenlijke certificering waarin zowel traumachirurgen als orthopedisch traumachirurgen worden opgenomen.
Waar is de indicator op gebaseerd?
Patiënten moeten ervan uit kunnen gaan dat de orthopedisch chirurg gekwalificeerd is om traumachirurgie uit te voeren. Heeft een orthopedisch chirurg onvoldoende ervaring in de traumatologie om aan de eisen van het certificaat te voldoen? Dan vergroot de kans dat de patiënt schade oploopt.
De Nederlandse Orthopedie Vereniging (NOV) heeft een register voor orthopedisch chirurgen die gecertificeerd zijn in traumatologie. Met deze certificering wil de NOV de kwaliteit van zorg bevorderen. De indicator is gebaseerd op het reglement trauma-certificering orthopedisch chirurgen.
Waar letten wij als inspectie extra op?
De inspectie vindt het belangrijk dat alle medisch specialisten over de benodigde kwalificaties beschikken om goede zorg te kunnen leveren. De uitkomst van de indicator laat zien dat in Nederland alle orthopedisch chirurgen werkzaam in de traumatologie, hierover beschikken.
1.4.3 Dutch Spine Surgery Registry (DSSR)
De indicator Dutch Spine Surgery Registry (DSSR) zegt iets over mate waarin ziekenhuizen deelnemen aan een landelijke registratie van operaties aan de wervelkolom waarbij wervels worden vastgezet (geïnstrumenteerde spinaalchirurgie).
Het doel van de indicator is stimulering van deelname aan de DSSR waarmee inzicht komt in de kwaliteit van de geleverde zorg.
Hoe hebben de ziekenhuizen het in 2018 gedaan?
Van de 36 ziekenhuizen die een operatie aan de wervelkolom uitvoerden waarbij wervels werden vastgezet, hebben 23 ziekenhuizen patiënten geregistreerd in de DSSR. Hiervan registreerden 20 ziekenhuizen alle patiënten. Er zijn echter 10 ziekenhuizen waar deze operaties worden uitgevoerd die deze niet hebben geregistreerd in de DSSR. In de toelichting van vrijwel alle instellingen die niet meedoen aan de registratie valt de onvrede over de registratie op. Het is noodzakelijk dat de betrokken verenigingen een gezamenlijk standpunt innemen rond de wenselijkheid van deze registratie en die ook uitdragen aan hun leden.
Hoe hebben particuliere klinieken die deze zorg leveren het gedaan?
6 klinieken voerden operaties uit aan de wervelkolom waarbij er wervels werden vastgezet. Van deze 6 klinieken hebben 4 klinieken geen gegevens aan de DSSR aangeleverd. De 2 klinieken die dit wel hebben gedaan leverde in 54% van de hiervoor genoemde operaties de gegevens aan de DSSR aan. Dit is iets beter dan 49% vorig jaar.
Waar is de indicator op gebaseerd?
De indicator is gebaseerd op de richtlijn Organisatie van zorg bij spinaalchirurgie. Het initiatief voor deze richtlijn is afkomstig van de Nederlandse Orthopedische Vereniging (NOV) op verzoek van de IGJ. De richtlijn is opgesteld door een multidisciplinaire commissie met vertegenwoordigers vanuit de orthopedisch chirurgen, neurochirurgen, revalidatieartsen, neurologen en fysiotherapeuten. Het patiëntenperspectief is meegenomen via de Nederlandse Vereniging van Rugpatiënten De Wervelkolom.
Waar letten wij als inspectie extra op?
Wervelkolomchirurgie is een vorm van chirurgie waarbij de inspectie in het verleden problemen heeft gesignaleerd. We vinden het belangrijk dat ziekenhuizen de kwaliteit van zorg vergelijken met gegevens van andere ziekenhuizen. Als ziekenhuizen niet deelnemen aan (landelijke) registraties bestaat het risico dat de ziekenhuizen onvoldoende inzicht hebben in de kwaliteit van de geleverde zorg. Dit kan ertoe leiden dat problemen in de kwaliteit van zorg langer blijven bestaan.
1.5 Oogheelkundige chirurgie
1.5.1 Visuswinst
De indicator Oogheelkundige chirurgie zegt iets over het resultaat na een staaroperatie. Er wordt bijgehouden in hoeverre er sprake is van verbetering van het zien (visus) en brekingsafwijking (refractie). Een brekingsafwijking is bijvoorbeeld verziendheid. De verbetering van de brekingsafwijking zegt wat over de nauwkeurigheid van de berekening van de sterkte van de kunstlens.
Het doel van de indicator is om inzicht te krijgen in het eigen behandelresultaat, de optimale indicatiestelling om de zorg te verbeteren en de uitkomsten van oogheelkundige operaties te monitoren.
Hoe hebben de ziekenhuizen het in 2018 gedaan?
De indicator Oogheelkundige chirurgie is in 2017 voor het eerst uitgevraagd. In 2018 werd ontdekt dat het registratiesysteem in 2017 een programmeerfout bevatte waardoor de visuswinst verkeerd werd berekend. Zoals bij alle indicatoren hebben enkele ziekenhuizen minder goede resultaten. Geen enkel ziekenhuis geeft een inhoudelijke analyse van de eigen resultaten. Eén ziekenhuis stelt dat het meer patiënten met problemen behandelde, maar zonder dat met cijfers te onderbouwen.
Hoe hebben particuliere klinieken die deze zorg leveren het gedaan?
Veertig klinieken voerden bij in totaal 39.696 patiënten een staaroperatie uit. Dit waren ruim 10.000 patiënten meer dan in 2017. Het gemiddelde percentage patiënten dat na de staaroperatie beter ging zien (minstens 1 regel visuswinst), bedroeg 95%. Het gemiddelde percentage patiënten waarbij de kunstlens juist is berekend (na 4-6 weken binnen 1 dioptrie van beoogde refractie uitgekomen), bedroeg 94%.
Waar is de indicator op gebaseerd?
De indicator ‘Oogheelkundige chirurgie’ is gebaseerd op de richtlijn Cataract van het Nederlands Oogheelkundig Genootschap (NOG) uit 2013. Hierin staat dat het voor de patiënt noodzakelijk is om een controle-afspraak te krijgen. Tijdens deze afspraak is er een laatste beoordeling om:
- de vooruitgang en de medicatie te beoordelen;
- gegevens over het behandelresultaat (refractie, visus, oogdruk, beoordeling media en fundi) te verzamelen;
- gegevens te verzamelen over hoe vaak complicaties zich voordoen.
Waar letten wij als inspectie extra op?
Wij willen weten of het ziekenhuis op de hoogte is van de eigen behandelresultaten. Het ziekenhuis moet in staat zijn de eigen resultaten te spiegelen aan de landelijke resultaten. Is er onvoldoende inzicht in het eigen behandelresultaat? Dan is de kans groter dat problemen in de kwaliteit van zorg blijven bestaan.
1.6 Neurochirurgie
1.6.1 Deelname aan Quality Registry NeuroSurgery (QRNS)
De indicator Deelname aan Quality Registry NeuroSurgery (QRNS) zegt iets over de neurochirurgische behandeling van patiënten met twee soorten aandoeningen:
- Een kwaadaardige hersentumor die is ontstaan in het hersenweefsel zelf (primaire maligne hersentumor).
- Bloedingen in of rond de hersenen onder één van de hersenvliezen: het spinnenwebvlies (aneurysmatische subarachnoïdale bloeding (SAB)).
Vaak worden deze patiënten met spoed in een ziekenhuis opgenomen. Patiënten met een van beide aandoeningen moeten erop kunnen vertrouwen dat zij individueel de beste behandeling krijgen.
De QRNS is ontwikkeld zodat ziekenhuizen hun eigen gegevens kunnen vergelijken met die van andere ziekenhuizen. Hierdoor kunnen ziekenhuizen de eigen kwaliteit van zorg beoordelen en waar nodig verbeteren.
Het doel van de indicator is het stimuleren van de registratie van deze ziektebeelden in de QRNS. Zo kan de beroepsgroep hiermee de geleverde zorg evalueren.
Hoe hebben de ziekenhuizen het in 2018 gedaan?
Alle ziekenhuizen, waar dit type behandelingen plaatsvindt, nemen deel aan de registratie. In vrijwel alle ziekenhuizen is het percentage geregistreerde primair maligne hersentumoren en aneurysmatische subarachnoïdale bloeding (SAB) in de QRNS 100%. Het registreren van deze neurochirurgische ziektebeelden in de QRNS is geen doel op zich. Via de QRNS kunnen de uitkomsten van zorg op landelijk niveau met elkaar worden vergeleken. Het is aan de beroepsgroep de uitkomsten van laag volume, hoog complexe neurochirurgische zorg, die mogelijk gepaard gaat met ernstige ziekte, via de QRNS te monitoren. Vervolgens kan de beroepsgroep zo nodig hieraan consequenties voor ziekenhuizen verbinden.
Waar is de indicator op gebaseerd?
De indicator Primaire maligne hersentumor is gebaseerd op het Stichting Oncologische Samenwerking (SONCOS) normeringsrapport Multidisciplinaire normering oncologische zorg in Nederland. In dit rapport staat een multidisciplinaire visie op kwaliteit van de oncologische zorg beschreven. Een zorginstelling die patiënten met primaire maligne hersentumoren behandelt, moet voldoen aan de kwaliteitscriteria zoals vastgelegd in het document Kwaliteitscriteria voor Neuro-Oncologie van de Landelijke werkgroep Neuro-oncologie (LWNO).
De indicator Aneurysmatische SAB is gebaseerd op Kwaliteitsindicatoren Bijzondere Neurochirurgie Subarachnoïdale Bloedingen van de Nederlandse Vereniging van Neurochirurgen (NVvN).
Waar letten wij als inspectie extra op?
Wij kijken of de zorg rondom patiënten met primair maligne hersentumoren multidisciplinair is ingericht. Dat betekent dat er meerdere zorgverleners betrokken zijn en dat de zorg onderling goed is afgestemd.
De behandeling van patiënten die getroffen worden door een aneurysmatische SAB is multidisciplinair. Het is heel belangrijk dat patiënten erop kunnen vertrouwen dat zij individueel de beste behandeling krijgen. Deze behandelingen zijn coiling, clipping of conservatief (afwachten en in de gaten houden).
1.7 KNO-chirurgie
1.7.2 Preoperatieve work-up bij operaties met als doel stemverbetering
In de richtlijn stemklachten is een betere vorm van diagnostiek opgenomen, diagnostiek met behulp van de videolaryngostroboscoop. De videolaryngostroboscopie is een beeldvormend onderzoek waarbij met stroboscopische belichting de stembandtrilling gedetailleerd zichtbaar gemaakt kan worden. De videolaryngostroboscoop laat afwijkingen van de stembanden beter zien dan de oude methoden. In 47% van de onderzochte gevallen gaf deze methode een andere diagnose dan de methode zonder stroboscoop (zeg maar een snel aan- en uitgaande lichtbron). Deze methode is in de richtlijn uit 2016 geïntroduceerd.
Het doel van de indicator is het gebruik en het beter implementeren van deze belangrijke nieuwe techniek.
Hoe hebben de ziekenhuizen het in 2018 gedaan?
Er is een maximale spreiding in resultaten tussen instellingen van 0 tot 100%. De meeste ziekenhuizen geven een toelichting als zij niet tevreden zijn over de eigen resultaten. Daardoor ontstaat een overzicht van alle factoren die de invoering van deze nieuwe techniek bemoeilijken.
Hindernissen variëren van het ontbreken van de stroboscoop, het aansluiten op ict, tot aan het ontbreken van voldoende getraind personeel.
Hoe hebben particuliere klinieken die deze zorg leveren het gedaan?
6 klinieken hebben patiënten met stemklachten behandeld. Van deze 6 klinieken hebben 2 klinieken gegevens aangeleverd over het gebruik van videolaryngoscopie bij patiënten met stemklachten die een operatie voor de verbetering van de stemkwaliteit ondergingen. Dit gebeurde in ene kliniek bij 88% en in de andere kliniek bij 100% van deze patiënten.
Waar is de indicator op gebaseerd?
Deze is indicator is gebaseerd op de Richtlijn stemklachten van de Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd- Halsgebied (NVKNO) in samenwerking met de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT) en de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF).
Waar letten wij als inspectie extra op?
U moet als zorgverlener er voor zorgen dat alle KNO-artsen die patiënten met stemklachten behandelen, geschoold en getraind zijn in het werken met de videolaryngostroboscoop. Het is in het belang van de patiënt dat de behandeling van stemklachten optimaal is.
Wij letten op de snelheid en de volledigheid van de introductie. We letten er ook op of voldoende rekening wordt gehouden met het patiëntenbelang. Een voorbeeld waarin dat niet voldoende gebeurde zagen we in de volgende toelichting: de helft van de patiënten is niet met de goede stroboscoop behandeld, omdat maar de helft van de KNO-artsen is getraind. Zonder nadere beschrijving betekent dit dat in dat ziekenhuis patiënten niet behandeld worden door degene met de beste kennis, maar door diegene waar zij ‘toevallig’ onder behandeling zijn. Patiënten moeten er op kunnen vertrouwen dat zij essentieel onderzoek voor hun ziekte daadwerkelijk krijgen, zonder onderzoek te moeten doen welke arts in hun ziekenhuis zich hierin heeft geschoold.
1.9 Plastische en/of reconstructieve chirurgie
1.9.2 Borstimplantaten en 1.9.3 deelname aan Dutch Breast Implant Registry (DBIR)
De indicatoren Borstimplantaten en Deelname aan Dutch Breast Implant Registry (DBIR) zeggen iets over de kwaliteit van de chirurgische behandeling van patiënten die een borstimplantaat krijgen. Het gaat om implantaten of expanders die worden geplaatst na het verwijderen van een borst. Een expander is een soort ballonnetje dat na de operatie regelmatig wordt gevuld met een steriele zoutoplossing. Dit wordt gebruikt om de huid op te rekken voor een definitieve prothese geplaatst wordt.
Borstimplantaten
Met de indicator Borstimplantaten houden ziekenhuizen bij wat de uitkomst is van operaties waarbij borstimplantaten of expanders worden geplaatst. De indicator houdt bij hoe vaak een implantaat weer verwijderd moet worden binnen 60 dagen.
De indicator is gesplitst in twee groepen:
- Explantaties (verwijdering) van een implantaat of expander die in dezelfde operatie is geplaatst als het verwijderen van de borst.
- Explantaties van een implantaat of expander die in een (tweede) vervolgoperatie is geplaatst na het verwijderen van een borst.
Daarnaast vraagt de indicator ook om het percentage implantaten dat is verwijderd en waarbij de huid voldoende opgerekt was voor de plaatsing van het implantaat.
Deelname aan DBIR
De indicator Deelname aan de DBIR geeft aan welke ziekenhuizen gegevens registreren in dit borstimplantatenregister. De DBIR is ontwikkeld om de ziekenhuizen in de gelegenheid te stellen de eigen gegevens te vergelijken met gegevens van andere ziekenhuizen. Hierdoor kunnen ziekenhuizen de eigen kwaliteit van zorg beoordelen en waar nodig verbeteren.
Het doel van de indicator is het minimaliseren van het aantal infecties en explantaties van borstimplantaten en expanders. Een ander doel is het stimuleren van de registratie in de DBIR zodat de beroepsgroep op basis hiervan de geleverde zorg kan evalueren.
Hoe hebben de ziekenhuizen het in 2018 gedaan?
Het aantal implantaten of expanders voor reconstructieve doeleinden geplaatst in een (tweede) vervolgoperatie na een eerdere borstoperatie, is beduidend lager dan het aantal implantaten of expanders voor reconstructieve doeleinden geplaatst in dezelfde operatie (427 versus 1979).
Het gemiddelde percentage uitgenomen implantaten of expanders binnen 60 dagen na het plaatsen:
- van implantaten geplaatst in dezelfde operatie is 4,3%;
- van implantaten geplaatst in een tweede operatie is 1,3%;
- van implantaten die worden geplaatst of verwisseld na afronding van de expansiefase (oprekken van de huid) is 1,3%.
Op basis van deze gegevens heeft de meest gebruikte reconstructie dus een duidelijk groter risico op complicaties. Het gemiddelde percentage geplaatste borstimplantaten of expanders geregistreerd in de DBIR is 91%. Hiervan is 95,4% volledig ingevuld.
Hoe hebben particuliere klinieken die deze zorg leveren het gedaan?
Patiënten met borstkanker worden alleen in ziekenhuizen behandeld. Dezelfde gegevens worden ook verzameld voor klinieken die cosmetische operaties uitvoeren.
Veertig klinieken hebben borstimplantaten geplaatst. In totaal werden aan deze 40 klinieken 14.035 borstprothesen geleverd door leveranciers.
Drie klinieken hebben gegevens aangeleverd over het aantal verwijderde borstimplantaten of expanders binnen 60 dagen nadat deze waren geplaatst in een tweede (aparte) operatie na het verwijderen van de borst. Zij gaven aan dat zij geen enkel implantaat/ expander binnen 60 dagen na deze operatie hebben verwijderd.
Negen klinieken hebben gegevens aangeleverd over het aantal verwijderde expanders binnen 60 dagen nadat deze waren geplaatst na het afronden van de expansiefase. Zij gaven aan dat zij 14% van de expanders binnen 60 dagen na deze operatie hebben verwijderd.
Van de 40 klinieken die borstprothesen plaatsten, gaven 36 klinieken aan dat zij in DBIR registreerden. Gemiddeld registreerden deze 36 klinieken 97% van de prothesen. Van deze geregistreerde prothesen werd 96% volledig geregistreerd.
Waar is de indicator op gebaseerd?
De indicator is gebaseerd op een richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) ’ Minimale informatievoorziening bij prothesereconstructies‘. Hierin wordt gesteld: ’De plastisch chirurg bespreekt met de patiënt de eigenschappen van de (siliconen) prothese. Registreer deze gegevens als het implantaatregister (DBIR) is opgezet'.
Waar letten wij als inspectie extra op?
Wij vinden het belangrijk dat patiënten die een borstimplantaat krijgen na het verwijderen van een borst, goed worden geïnformeerd over de risico’s en complicaties van de operatie en van het implantaat op lange termijn. Patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat zij individueel het beste advies en een goede behandeling krijgen.
We vinden het ook belangrijk dat er een complete registratie is van de borstimplantaten, zodat ziekenhuizen inzicht hebben in de geleverde zorg rondom de operaties met borstimplantaten. Als ziekenhuizen onvoldoende registreren bestaat de kans dat risico’s onvoldoende worden herkend en problemen in de zorg langer blijven bestaan. Ziekenhuizen moeten onderzoeken of er in de eigen situatie een groter risico is op complicaties bij de reconstructie in één zitting en dit duidelijk aangeven in de voorlichting aan vrouwen die een reconstructie willen.