Veel specialismen hebben minimumnormen voor de omvang van een vakgroep. Kleine vakgroepen zijn kwetsbaar, bijvoorbeeld omdat vervanging bij ziekte moeilijk is en overleg tussen collega’s over complexe patiënten lastig te organiseren is. Ook is de onderlinge kwaliteitsbewaking niet eenvoudig, omdat er maar weinig collega’s zijn om mee te vergelijken. Dit probleem is moeilijker op te lossen als er weinig specialisten zijn in een vak, terwijl er op veel plaatsen vraag is naar hun specifieke expertise. Instellingen die niet aan minimumnormen voldoen mogen deze zorg na een bepaalde tijd niet (meer) leveren. Dit kan inhouden dat deze zorg uit een instelling verdwijnt.

Het doel van de indicator is het bevorderen van minimumnormen reumatologie en met name voorkomen van (te) kleine praktijken. De indicator is gebaseerd op de richtlijn Kwaliteitsnormen praktijkvoering reumatologie.

De norm bepaalt dat de vakgroep reumatologie moet bestaan uit tenminste 2 reumatologen. Het aantal fte (eenheden van aanstelling van 36 uur of meer) reumatologen is tenminste 1,6. Ieder van de reumatologen werkt tenminste 0,4 fte in de instelling.

Niet alle instellingen voldoen aan de minimumnorm.

Hoe hebben de ziekenhuizen het in 2018 gedaan?

Er waren 14 ziekenhuizen die een vakgroep hebben van minder dan 1,6 fte. 6 ziekenhuizen geven een adequate toelichting, waarin zij laten zien dat de reumatologen deel uitmaken van een groter samenwerkingsverband dat in meerdere instellingen werkt.

Er waren 2 ziekenhuizen met 1 reumatoloog. 1 van deze leverde deze zorg niet meer in 2019, de ander is onderdeel van een fusieverband met 3,2 fte. De verwachting van de Nederlandse vereniging voor reumatologie was dat alle ziekenhuizen zouden voldoen aan de minimumnorm. Dit blijkt dus in 2018 nog niet het geval.

Hoe hebben particuliere klinieken het in 2018 gedaan?

Zestien klinieken leverden reumatologische zorg. Het aantal reumatologen per kliniek varieerde tussen 1 en 9, waarbij er gemiddeld 3,1 fte (varieert van 0,05 tot 5,83) reumatoloog per kliniek werkzaam was. Acht klinieken voldeden niet aan (één van) de bovengenoemde normen.

Waar letten wij als inspectie extra op?

De ziekenhuizen en klinieken die in 2018 nog niet voldoen aan minimumnorm, moeten in 2019 wél aan de norm voldoen.

Doel indicator

De indicator wil inzicht krijgen in de verhouding van conservatief en operatief behandelde patiënten met een SAPS. De indicator is gebaseerd op de Richtlijn SAPS.

11.2.1 Verhouding operatief en conservatief behandelde patiënten met SAPS

Ook rust, afwachten en fysiotherapie blijken te helpen bij bepaalde schouderklachten. Wordt er toch te snel geopereerd? Nee, dat lijkt niet te gebeuren.

Schouderklachten komen veel voor. Zij kunnen lang duren (soms meerdere jaren) en kunnen dan leiden tot langdurige arbeidsongeschiktheid. Er zijn verschillende vormen, één daarvan is het ‘subacromiaal pijnsyndroom (SAPS)’, waarbij vooral het optillen van de arm pijnlijk is. Er zijn meerdere behandelmogelijkheden, die geen van alle bij elke patiënt voldoende effect hebben. Maar alle behandelingen, inclusief rust en afwachten werken wel bij sommige groepen patiënten. Een conservatieve behandeling heeft de voorkeur en zou eerst geprobeerd moeten worden. Het is niet vooraf te zeggen bij welke patiënten een operatie het meest effectief zou zijn. Maar uiteindelijk kan een operatie wel noodzakelijk zijn.

Naleving richtlijn beter dan verwacht.

De vraag voor toezichthouder én professional was: ‘Wordt er niet te snel geopereerd?’. Het antwoord is, voor zover te geven met de beperkte informatie uit de indicator: 'Nee, er wordt beperkt geopereerd, de meeste patiënten worden conservatief behandeld'.

Het nalevingsniveau van de richtlijn is op nationaal niveau voldoende, het nalevingsniveau is beter dan de beroepsgroep zelf verwachtte. De indicator is daarom niet langer noodzakelijk voor het toezicht.

Hoe hebben de ziekenhuizen het in 2018 gedaan?

Gemiddeld 8,3% van alle patiënten met een SAPS wordt geopereerd, met een maximum van 31%. De hoogste percentages komen voor in de klinieken waar moeilijk te behandelen patiënten naar verwezen worden, de zogenaamde tertiaire klinieken.

De conclusie van de inspectie is dan ook dat patiënten vooral conservatief behandeld worden. Er lijkt op basis van de data geen groot risico op overbehandeling te zijn. Veel ziekenhuizen geven uitgebreide toelichtingen op het ziektebeeld, maar niet op het eigen beleid van het ziekenhuis.

Hoe hebben klinieken het in 2018 gedaan?

Van de tweeëndertig klinieken die patiënten met SAPS behandelden zijn de gegevens van twaalf klinieken niet meegenomen in de analyse wegens niet onderscheidende, bijvoorbeeld dubbele tellingen, of ontbrekende registraties.

Twintig klinieken hebben samen 11.057 patiënten behandeld voor SAPS. Bij 1.369 patiënten werd een operatieve behandeling uitgevoerd, waarmee gemiddeld 11,8% van de patiënten met SAPS operatief werd behandeld.