Een polikliniek is een afdeling in een ziekenhuis waar mensen na verwijzing door een huisarts terechtkunnen voor onderzoek, diagnose, behandeling of controle. Een polikliniek maakt onderdeel uit van het ziekenhuis. Poliklinieken hebben bijna altijd een gespecialiseerde functie (de ‘polikliniek geriatrie’ voor oudere patiënten bijvoorbeeld).

De patiënt komt voor een kort contact rond een probleem in het ziekenhuis. Dat is de goede kant van de polikliniek en direct ook het risico.

Het belangrijke kenmerk van een polikliniek is dat de patiënt alleen voor het contact met de professional in het ziekenhuis komt. Hij verblijft buiten het ziekenhuis en komt alleen voor een kort contact rond een probleem in het ziekenhuis. Dat is de goede kant van de polikliniek en direct ook het risico. Een patiënt die gezien wordt op een polikliniek heeft een probleem dat in korte tijd behandeld kan worden, maar dat hoeft geen eenvoudig probleem te zijn. Het verzamelen van de informatie, noodzakelijk om bijvoorbeeld medicatie voor te schrijven, is nog steeds een uitdaging.

Er is een beperkt aantal indicatoren beschikbaar voor de poliklinische zorg. Een rol speelt hierbij het grote aantal patiënten, de korte contacttijd en het monodisciplinaire karakter van veel polikliniekbezoeken. Ook richtlijnen besteden relatief weinig aandacht aan de poliklinische organisatie. Er zijn wel indicator(en) die aandacht aan de polikliniek besteden. Deze laten vaak een slechtere integratie van de poliklinieken in de ziekenhuisorganisatie zien dan de verpleegafdelingen, waar patiënten langer verblijven. Zie hiervoor ook medicatiebeoordeling, in het hoofdstuk over medicatie.

Hoe hebben de ziekenhuizen het in 2018 gedaan?

De poliklinische zorg is in de volgende onderwerpen van de basisset terug te vinden. Per onderdeel komen de resultaten van de ziekenhuizen terug:

7. Elektronisch voorschrijven en medicatieverificatie
Elektronisch voorschrijven is in 2018 verder verbeterd: 79 van de 87 ziekenhuizen schrijven nu op alle poliklinieken elektronisch voor. Zes ziekenhuizen doen dat nog op een deel van de poliklinieken, 1 ziekenhuis niet en 1 ziekenhuis onthoudt zich van antwoord. In 2017 waren dat er 75, inclusief ziekenhuizen die deels elektronisch voorschrijven. Dat is een duidelijke verbetering ten opzichte van 2015, het eerste jaar dat deze indicator werd uitgevraagd.

Medicatieverificatie wordt niet (routinematig) uitgevoerd op de polikliniek. Een goed inzicht in de gebruikte medicatie is wel noodzakelijk voor veilig voorschrijven. Medicatieverificatie gebeurt nu alleen op indicatie als het nieuw voor te schrijven middel een hoge kans op interacties met andere medicatie heeft.

Waar kunt u als patiënt op letten?

Als patiënt kunt u extra opletten bij het ophalen en controleren van uw actueel medicatieoverzicht bij uw apotheek voordat u een polikliniek bezoekt. Bekijk of alle medicijnen die u neemt er ook op staan. Dit is van groot belang voor uw eigen veiligheid. Zeker als u niet aan alle voorschrijvers en apotheken toestemming heeft gegeven voor het delen van medicatie-informatie.

8. Ziekenhuisbreed pijnmanagement
Dit jaar is er één indicator toegevoegd aan de set met specifiek aandacht voor de polikliniek. In de richtlijn ‘pijn bij kanker’ van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) is het advies opgenomen dat bij elk bezoek aan de polikliniek oncologie de pijnscore gevraagd moet worden en deze moet worden vastgelegd.

Slechts 30 van de 79 ziekenhuizen waarvoor deze indicator relevant is, hebben data beschikbaar. Daarbij is voor 70% van de patiënten de pijnscore vastgelegd. Geen van de 49 ziekenhuizen legt uit waarom zij niet aan de richtlijn voldoen. Het is goed om hier te kijken naar een voorbeeld uit de particuliere klinieken, waarbij een app wordt gebruikt om ‘realtime’ pijn vast te leggen na ontslag.

Cardiologen lopen voorop in de aandacht die zij besteden aan de kwaliteit van het poliklinisch proces.

10. Hart en vaten: atriumfibrilleren
Cardiologen lopen voorop in de aandacht die zij besteden aan de kwaliteit van het poliklinisch proces. De indicator voor atriumfibrilleren (boezemfibrilleren) is daar een voorbeeld van. Dat maakt overigens ook duidelijk dat communicatie van gegevens vanaf de polikliniek aandacht nodig heeft. Het grootste risico bij atriumfibrilleren is een herseninfarct door stolsels die ontstaan in het hart.

Daarvoor bestaat een risicoscore, de CHA2DS2-VASc (in het spraakgebruik de chadvasc-score). Deze score is bepalend voor het starten (of door blijven geven) van antistollingstherapie (bloed verdunnende medicatie). Die therapie is bedoeld om herseninfarct(en) te voorkomen.

In 2018 werd deze score bij 93% van de patiënten vastgelegd, in 2017 werd de score bij 90% vastgelegd en in 2016 bij 85%. Enkele ziekenhuizen geven aan dat bij patiënten die al antistolling kregen, het niet noodzakelijk was om de score te bepalen. Hierbij wordt voorbijgegaan aan het belang van deze score in bijvoorbeeld het inschatten van het risico van het tijdelijk stoppen van antistolling voor een ingreep/operatie. Niet voor niets is inmiddels met de NVVC (de cardiologenvereniging) afgesproken dat bij elke patiënt met atriumfibrilleren een chadvasc-score bekend moet zijn. Een poliklinisch contact mag kort zijn, maar de gevolgen ervan zijn dat vaak niet.

Het aantal patiënten (37.000) dat is geregistreerd binnen deze indicator, is in 2018 gelijk aan 2017. In 2017 was dit aantal met 30% gestegen ten opzichte van 2016. Het percentage vastgelegde chadvasc-scores bij atriumfibrilleren is gestegen (van 90% in 2017 naar 93% in 2018). Ook het percentage van het laagst scorende ziekenhuis is gestegen van 32% naar 55%. Er worden dit jaar veel meer duidelijke toelichtingen gegeven.

17. Kwetsbare groepen: screening ondervoeding geriatrische patiënten
Andere voorbeelden van een (vooral) poliklinische indicator is de indicator screening ondervoeding geriatrische patiënten. De screening op ondervoeding op de polikliniek geriatrie laat zien dat het invoeren van een systematische screening goed mogelijk is.

Er is maar één ziekenhuis zonder dit type polikliniek. De resultaten zijn over de gehele linie gelijk gebleven. 89,2% van de patiënten wordt in 2018 gescreend op de polikliniek op ondervoeding. Het aantal patiënten is met 1700 toegenomen (4,7%).

Waar letten wij als inspectie extra op?

De beschikbaarheid van essentiële informatie voor een consult op de polikliniek. Dit komt terug in de indicatoren voor het medicatieproces, screening op ondervoeding en atriumfibrilleren en pijn.

Integratie van het poliklinisch proces in de zorg. De indicator atriumfibrilleren is daar een voorbeeld van.