Atriumfibrilleren

  • Hart en vaten > 10.5 Atriumfibrilleren > 10.5.1 Indicator Atriumfibrilleren.

De indicator Atriumfibrilleren gaat over het tijdig en op medische gronden instellen van patiënten met boezemfibrilleren op antistolling. 

Resultaten over 2019

De resultaten van de indicator Atriumfibrilleren zijn vaak goed gedocumenteerd. Er is een duidelijke trend naar het geven van inhoudelijke verklaringen. Hierbij wordt veel vaker naar de groep als geheel gekeken dan in voorgaande jaren. Er zijn  goede voorbeelden van toelichtingen wat er met de verschillende groepen is gedaan (wel/geen CHA2DS2-VASc score, wel/geen antistolling) met inhoudelijke verklaringen voor de patiënten die geen antistolling kregen. Er zijn zelfs enkele ziekenhuizen die aangeven hoe het beleid gewijzigd werd naar aanleiding van de analyse. Daarmee is het nu mogelijk om een met voorbeelden onderbouwde analyse / toelichting op te stellen voor de rapportage door ziekenhuizen.

Waar letten wij als inspectie op?

Atriumfibrilleren komt vaak voor en kan leiden tot bloedpropjes in het hart die vastlopen in de vaten in de hersenen. Daarom kan het noodzakelijk zijn om deze patiënten te behandelen met antistolling. Om de juiste patiënten te behandelen is een risicoscore ingevoerd, de CHA2DS2-VASc score (spreek uit Chadvasc). De cardioloog bepaalt deze score, maar iedereen die de antistolling aanpast, moet de score kunnen vinden.

Atriumfibrilleren is een veelvoorkomende hartritmestoornis, vooral bij oudere mensen. Bij atriumfibrilleren is de hartslag onregelmatig en meestal te hoog.

Atriumfibrilleren is niet levensbedreigend, maar moet meestal wel behandeld  worden. Dit om schade aan het hart te voorkomen en het risico op een herseninfarct te verminderen. Het besluit om antistolling voor te schrijven, moet goed vastgelegd zijn. Zo is voor andere zorgverleners, ook buiten het ziekenhuis, duidelijk waarop dit besluit is gebaseerd.